Het is weer bijna zo ver: het feest van Sinterklaas. Met twee jongens die inmiddels niet meer tot de ‘jongste doelgroep’ behoren, heeft het feest een andere lading gekregen dan voorheen. Zodra de lootjes getrokken gaan worden, stuiteren mijn kinderen door het huis. Klaar om Sinterklaas te gaan helpen. Wie zouden ze dit jaar hebben? En wat voor geweldige surprises gaan ze maken? Ik geniet altijd enorm van de voorpret. Niets zo gezellig als met het hele gezin knutsels maken voor de rest van de familie, natuurlijk onder het genot van Sinterklaasmuziek, pepernoten en (bij voorkeur) warme chocolademelk. Er is alleen één probleem dat ik continu probeer te ontkennen, maar dat zich ieder jaar weer keihard aan me opdringt.
Ik ben onhandig.
En dan bedoel ik niet een beetje. Ik ben echt het prototype mens met twee linkerhanden (wat natuurlijk heel vervelend is als je rechtshandig bent). Vroeger op school was dat al zo. Handvaardigheid, handwerken, het heeft me nooit gelegen. Ik had altijd onvoldoendes of hooguit af en toe, als de leerkracht een goed humeur had, een zes min voor de moeite. Creatieve ideeën genoeg hoor, daar ligt het niet aan. In mijn hoofd zie ik de meest geweldige surprises, een perfecte match bij iets wat de ontvanger heeft meegemaakt afgelopen jaar, of juist helemaal passend bij het cadeautje. Meestal heb ik er binnen een half uurtje ook een mooi gedicht bij geschreven. Maar de praktische uitvoering blijft vervolgens achter.
Het begint al als ik mijn man vol enthousiasme enkele van mijn ideeën voorschotel. Op zijn best kijkt hij me wat meewarig aan, maar hij barst ook regelmatig in lachen uit. Om vervolgens te zeggen: schat, je weet toch dat de kinderen en ik óók nog in de auto moeten passen? Juist ja. Dan toch maar iets kleiners.
Zodra ik karton, klei, kralen, gekleurd papier, scharen, plakband, veren, kleurpotloden en dubbelzijdig tape bij elkaar heb geraapt, begint het echte werk. Het eerste dat ik ga knippen mislukt meestal al, omdat ik de formaten niet goed heb uitgemeten. Of omdat ik iets van blauw papier maak en dan bedenk dat rood toch beter is, omdat het blauwe papier bijna op is en ik het daar niet mee ga redden. Vervolgens moet ik aan de slag met tape of plakband en dat is een drama op zich. Standaard scheurt dat plakband in dunne stroken of kleven de uiteinden aan elkaar of aan mijn vingers of in mijn haar of waar dan ook… Aarrggh. Om nog maar te zwijgen over klei en papier-marché. Meestal vraag ik me binnen tien minuten af waarom ik mezelf dit ieder jaar weer aan doe. Het eind van het liedje is vaak dat ik mijn man om hulp moet vragen – hij is wel handig namelijk – of dat ik eindig met iets dat ‘wel aardig’ is, maar bij lange na niet het niveau heeft dat ik had beoogd.
Ontzettend irritant.
Maar ach. Een mens kan niet overal goed in zijn, denk ik dan. Ik heb weer andere talenten. Schrijven bijvoorbeeld. Ik kan dan misschien niet knutselen, maar ik heb wel mijn historische roman zo goed als af. Dus misschien moet ik maar gewoon eens stoppen met dat Sinter-klagen.
Hahaha, ik herken je verhaal. Succes met knuselen! 😉
Humoristisch, Kristel, je stukje met de titel Sinter-klagen.
Ik zag direct weer het drama “boeken kaften” voor me toen je naar de brugklas ging.
Sommige dingen veranderen nooit.
Liefs,
Mam